Home | kalender
 

O.L.V. van Wittentak


Home

Historiek

Lied

Dankwoord

CD

Actualiteiten

Schilderijen

Onze-Lieve-Vrouw van Wittentak doorheen de geschiedenis
(1439 tot 2006)


door Dominique WYBRAEKE
image 1724



Vanwaar de benaming ' Wittentak'?

"In den ouden tijd stond er, langs den noordkant van Ronsse, op den lieven Hootondberg, een prachtige eekelaar die met zijn breede takken een beeldje der H. Moeder Gods overschaduwde. Daar was iets wonders te zien: de tak die over het O.L.Vrouwbeeldje hing was in 't wit gekleurd met teeder-bleek-groene bladeren..."


Dit citaat uit een beschrijving die dateert van 1903 staat afgedrukt op de ommezijde van het bidprentje rechts. De plaats waar de wondere eik stond, valt te situeren op de bovenhoek van de Kapellestraat en de Meulekensstraat.
Daar zou in 1639 een eerste heiligdom verrijzen.


Hoe oud is de Mariacultus van Wittentak?

De verering van Onze-Lieve-Vrouw van Kerselare te Edelare vierde op 25 mei 1952 haar vijfde eeuwfeest. Ter die gelegenheid werd ook het beeldje van Onze-Lieve-Vrouw van Wittentak in de processie meegedragen, niet zonder voorafgaandelijk te zijn gerestaureerd.
Dankzij deze restauratie kwam een datum aan het licht die ons hoogstwaarschijnlijk terugvoert naar het prille begin van de Mariaverering op Wittentak. Binnenin het beeldje werden goudgele inscripties ontdekt, romeinse cijfers die bij nader toezicht stonden voor het jaartal 1439! We laten Dhr. Gaston Vandermerckt, de restaurateur, zelf aan het woord in een inscriptie op de onderkant van het historische beeldje:
" En restaurant, on découvrit des caractères paintes en doré, qui représentaient en millésime 1439, qui ont été détruites par la matière dissolvante, servant à dégager la vieille couleur..."
Indien dit jaartal werkelijk representatief is voor een eerste primitieve Mariacultus, dan is de verering van O.L.Vrouw van Wittentak ruim 13 jaar ouder dan die van Kerselare.

De oudste geschreven bron omtrent Wittentak dateert uit de 17e eeuw. Antonius SANDERUS ( 1586-1664), Zuidnederlands historicus, filosoof en theoloog leverde een grote verdienste inzake historische en bibliografische geschriften over Vlaanderen en Brabant. In zijn vermaarde 'Flandria illustrata' beschrijft hij tal van Vlaamse steden en tekent er zelfs een gedetailleerd stadsgezicht bij. Hij heeft het in Pars II van zijn naslagwerk ook even over het heiligdom ' vulgo dictae den Wittentack' ( door het volk genoemd: Wittentak). Hiervoor baseert hij zich -naar hij schrijft- op het getuigenis der oude schrijvers, wat erop wijst dat de cultus reeds lang vóór zijn tijd ontstond.

FOTO VAN SANDERUS

Sanderus schrijft: ' Op een kwartuur gaan van Ronse, op de beboste helling van de zogenaamde ' Scarpenberg' -daar waar eertijds een eeuwenoude eik oprees middenin het heerlijke landschap- zien wij nu een nederig heiligdom staan, opgedragen aan de Heilige Maagd Maria. Haar beeldje was eertijds opgehangen aan de stam van deze boom. Volgens het getuigenis der oude schrijvers stond dit beeldje als het ware in een natuurlijke nis, gevormd door de takken en de bladeren die het omringden, steeds onbevlekt wit van kleur. Reeds lang kwamen daar getrouwen naartoe. In de lente van elk jaar was de ' Scarpenberg' de trekpleister voor talrijke pelgrims, Vlamingen als Walen, ja, zelfs buitenlanders'.


image 1725

tekening van Sanderus: het heiligdom van Wittentak, in ' Flandria Illustrata'






Ook een ander manuscript, daterende van 16 mei 1558 getuigt van de toen reeds bekende ' Wittentak':

' ...Jacob Brackau drouch wettelic up by coope Pauwels Vandevelde een behuuste stedeken ligghende an den Wittentack...'

Hieruit blijkt dat Onze-Lieve-Vrouw haar gratiën al van eeuwen ver vanop de hoogte der ' Scarpenberg' voor het in het dal gelegen Ronse voorbehoudt. Daarom ook aarzelden onze voorvaderen niet om haar machtige tussenkomst te smeken in geval van hoge nood. Dit werd ondermeer het geval in 1636...



image 1729

Foto van de oude kapel genomen rond 1890
Bemerk op de achtergrond het estaminet ' d' oude kapel'.



Troosteres der bedrukten, snel ons ter hulp!

De pest, een uiterst gevaarlijke en besmettelijke ziekte, woedde in de eerste decennia van de 17e eeuw over onze gewesten en richtte in Zuid-Vlaanderen een ware ravage aan. Vooral de steden Kortrijk en Ronse kregen het in 1636 zwaar te verduren. Volgens de kronieken was onze stad op gegeven ogenblik een échte woestenij. De wantoestanden die uit de epidemie voortvloeiden waren van zulke aard dat tal van Ronsenaars zich genoodzaakt wisten hun stad de rug toe te keren. Zij die achtergebleven waren durfden niet meer op straat te komen uit angst voor besmetting. Het Ronse van die dagen lag er danig verlaten bij, dat de straatstenen met onkruid overwoekerd werden...
Zij die gezond waren ontfermden zich samen met o.a. de parochiegeestelijkheid over de zieken. Toch stierf meer dan de helft van de bevolking! Ook Adriaan De Mulder, geliefd pastoor van Sint-Maarten, werd het slachtoffer van zijn toewijding. Hij stierf op 18 september 1636, maar zijn uitvaartliturgie kon pas plaatshebben op 3 december! Dit voorval getuigt van de verwarring waarin de bevolking toendertijd leefde. Bepaalde families werden wel heel erg beproefd. De toenmalige burgemeester van Ronse, Nicolaes Mondet, werd door zijn twee oudste zonen Jan en Gillis voorafgegaan in de dood. Beiden stierven op 30 juli 1636. Hun lichamen rusten tot op vandaag onder de toren van de oude Sint-Maartenskerk, ' in den hoek naar onderen toe' zoals in de kroniek beschreven staat. Op de grafsteen in de muur stond te lezen ( nu onleesbaar geworden):

image 1732




" Hier voren lichen
begraven Jan
ende Gillis Mondet filii Niclaes
die overleden zijn van de peste
den 30 julii 1636
bidt voor de
zielen"




Binnen in de oude Sint-Maartenskerk werd 60 jaar later Jacques Mondet begraven, een derde zoon van de burgemeester. Hij was gespaard gebleven van de besmetting. Zijn grafschrift luidde als volgt:



image 1731
" D.O.M.
à la pieuse mémoire
de Me Jacques Mondet, ecuier
fils de Me Nicolas et de Dame Cathérine Vullevens
en son vivant bailli de la francise de cette ville
lequel après avoir fait le voyage de la terre sainte
pour remercier Dieu de l' avoir préservé de la peste
dont Renaix fut désolé en 1636..."


Herinneringen aan deze droeve tijden zijn bijgevolg nog niet helemaal uit ons huidig stadsbeeld verdwenen.


Een kapel voor Maria

Hier is het dat Onze-Lieve-Vrouw-ten-Wittentak ten beste heeft gesproken voor de Ronsese bevolking. In ' Le Courrier de Renaix' van 7 augustus 1949 doet Louis de l' Arbre de Malander het verhaal (vertaling uit het frans):

' Wonderbaarlijke genezingen verklaren het vertrouwen der pelgrims. Een besmettelijke ziekte die in 1636 uitbrak, bedreigde de Ronsese bevolking. Teneinde raad herinnerde men zich het miraculeus beeldje, alsook alle weldaden die men had ontvangen van de Troosteres der bedroefden. Men deed de belofte dat, indien de epidemie zou wijken, aan het beeldje een waardiger onderkomen zou geschonken worden dan het bladernisje. En waarachtig... langzaam kwijnde de ziekte weg en vanaf begin 1639 kon de bouw worden aangevat van een kapel die zou worden afgebroken aan het eind der 19e eeuw. De onkosten werden grotendeels gedragen door prinses Ernestine de Ligne, weduwe-erfgename van graaf Jan van Nassau en door enkele kanunniken en diverse notabelen van de stad. In de muur naast de deur werd een gedenksteen aangebracht met het wapenschild der Nassaus en het jaartal 1637, jaar van de gift. Antonius TRIEST, bisschop van Gent, wijdde de kapel toe aan O.L.Vrouw en aan Sint-Rochus, beschermheilige tegen besmettingen. In de muur naast het altaar zat een steen die ' 19 oktober 1639' vermeldde, vermoedelijk de datum van de inwijding. Het miraculeus beeldje werd in de nieuwe bidplaats ondergebracht, waarop de naam Kapel van Onze-Lieve-Vrouw-ten-Wittentak voorkwam. Sindsdien verhoogde de toeloop der pelgrims meer en meer'.
Alzo is deze eerste kapel van Wittentak ontstaan uit de verering van Maria in een boomkapelletje.

Voor een verder relaas laten we Dokter Oscar Delghust aan het woord in " Le Courrier de Renaix" van 22 januari 1950:

( vertaling uit het frans)
' Wanneer enkele dagen na de inwijding Ernestine de Ligne de kanunniken van Sint-Hermes liet vragen om processiegewijze het beeld van Sint-Rochus op het feest van SSt.-Simon & Judas naar de kapel over te brengen, besloten zij daarmee nog even te wachten, teneide zich eerst te kunnen informeren of de afstand van het beeld geen schade zou berokkenen aan hun beschermheerschap ( ius patronatus) over de kapel. Op 1 november van datzelfde jaar 1639 maande Pierre de la Hamaide, baljuw van de baronnie, in naam van de prinses de kanunniken aan om gevolg te geven aan haar verzoek. Zijn oproep vond gehoor en het beeld van Sint-Rochus werd op Allerzielen naar de kapel overgebracht, maar de kanunniken wensten ten allen prijze hun beschermheerschap te behouden. Dit recht liet immers toe dat het kapittel zich moeide in de zaken van alle parochies en kapellen die aan haar gehoorzaamheid verschuldigd waren. Toch speelden zij hun ius patronatus kwijt: het opperste gezag had weet gekregen van de heibel die het kapittel veroorzaakt had en de aartsbisschop van Mechelen dacht er niet aan het recht opnieuw toe te kennen aan het kapittel, veeleer droeg hij het over naar Ernestine de Ligne."

Hier volgt de tekst van het document dat daarvan gewag maakt. Het is terug te vinden in het Rijksarchief te Gent onder het nummer 1605 van ' Familiefondsen':

' Alle de gene die dese presente letteren sullen sien ofte hooren lesen saluyt, wy bailliu meyer ende scepene der stede ende Baronnie van Ronsse doen te weten ende certifieren eenen jeghelycken die het soude mogen aengaen ten versoecke van Mher Jan Borluut Rudder heere van Assenburgh etc. dat haere Excellentie Mevrouw de Gravinne van Nassau vrouwe van deser voorschreven stede over ontrent vyft jaeren heeft gedaen erigeren een cappelle binnen deser jurisdictie genaempt de cappelle van onse lieve vrouwe te Wittentack de welke ten haeren versoucke ende consente van syne hoochweerdichheyt den artsbisschop van Mechelen is ghewyt gheweest by syne Eerweerdichheyt den Bisschop van Ghendt over ontrent drye jaeren welcke cappelle wordt geadministreert by persoonen die daertoe ghestelte worden van wegen haere voorschreven excellentie die alle de aelmoessen ende offeranden die aldaer gedaen syn gheweest ende noch daghelycx worde ghedaen syn ontfanghende ter exclusie van alle andere sonder dat de kerck ofte aermenmeesteren deser stede ofte eenighe andere persoonen daerinne eenichsints mogen teghen seggen oft intervenieren, in kennisse der waerheyt hebben hieraen doen drucken den segel van saecken neffens het hantteecken van den Greffier deser stede den derden october 1642.
Onderteeckent C. Spouron ende ghesegelt met den voorschrevensegele daer op gedruckt. Gecollationneert jeghens syn origineel onderteekent ende gesegelt als vooren is dese copie daermede bevonden te accorderen.

Fr. SANGUESSA'



image 1730



Deze beslissing werkte een regelmatig en goed onderhoud van het kapelletje in de hand, maar...
Vanaf 1789 kwam de Franse Revolutie hier stokken in de wielen steken. Alle religieuze gebouwen werden verbeurdverklaard. Door toedoen van ere-burgemeester Van Hove kon de kapel gelukkig van plundering en verwoesting worden gevrijwaard. De mis die kapelaan Romain Norbert Vanhove, schatbewaarder van het kapittel, aan het eind van de noveen gelezen had, betekende ineens ook het begin van een sluitingsperiode opgelegd door de Fransozen. Doch eenmaal het Concordaat ( 1801) was getekend en de vrijheid van eredienst was hersteld, moest het statuut onvermijdelijk worden herzien. Dat was tenminste de eis van het nieuwe regime. De administratie der goederen en inkomsten van elke kerk moest voortaan worden toevertrouwd aan een kerkfabrieksraad. Concreet kwam het hierop neer dat de gouverneur van het departement van de Schelde op 26 maart 1804 de eerste kerkfabrieksraad van Sint-Hermes aanwees. Door de Franse Revolutie waren de kanunniken uit Ronse vertrokken en werd hun kapittelkerk tot parochiekerk gedegradeerd. De leden van deze raad waren J. Magherman, H. Leemput en J. Wallemacq. Hierop heeft de Graaf van Mérode, Baron van Ronse, het eigendomsrecht van de kapel Wittentak overgedragen aan de nieuw opgerichte raad der kerkfabriek. De precieze datum of andere beschrijvingen omtrent dit feit zijn niet voorhanden. Tot op vandaag is de kerkfabriek Sint-Hermes de eigenaar van de ( intussen nieuwe) kapel.


Werd de geschiedenis geweld aangedaan??

Natuurlijk leed de kapel onder de tand des tijds. Gebrekkig onderhoud tijdens de 19e eeuw had het zover gebracht dat de noveen van 1889 niet eens meer binnen in de kapel kon doorgaan wegens instortingsgevaar. De kerkraad van Sint-Hermes dacht aan restauratie, maar besliste uiteindelijk over te gaan tot nieuwbouw. Hoewel de oude kapel een zekere waarde bezat die zij verworven had doorheen verschillende stijlperiodes, werd zij in 1892 te gronde afgebroken, temeer daar de toen heersende modetrend der neogotiek sterk gepropageerd werd door de St.-Sulpiceschool te Parijs en de St.-Lucasschool te Antwerpen.
De gedenksteen met het wapenschild der Nassaus zowel als de steen der inwijding van 1639 en het tabernakel bracht men onder in het Stedelijk Museum voor Regionale Geschiedenis.

De neogotische nieuwbouw

Een petitie met maar liefst 340 handtekeningen moest aan deken Mortiers en de leden van de kerkfabriek duidelijk maken dat heel wat Ronsenaars de nieuwe kapel liever zouden zien oprijzen op de plaats waar de legendarische eik had gestaan, dus op de grondvesten van de oude kapel en niét 500 meter verderop! De bouwgrond was echter al geschonken door David Cambier en een gegeven paard kijk je niet in de bek! De petitie bracht bijgevolg géén aarde aan de dijk.

FOTO PETITIE EERSTE BLAD

We laten terug Louis de l'Arbre de Malander aan het woord in " le Courrier de Renaix" van 7 augustus 1949:

' Men trok een banaal en lelijk gebouw in bakstenen op, in een armtierig lijnenspel om bij te huilen. Bovendien was het niet op de plaats waar de eik met zijn witte tak had gestaan, maar 500 meter verder, aan de rand van het woud. De traditie werd tweemaal geweld aangedaan, enerzijds door de kapel te verleggen en anderzijds door de afbraak, de vernietiging van een artistiek souvenir ons door vorige generaties nagelaten...'

Inderdaad, de liefhebbers van natuurschoon en folklore van die tijd -die steeds op de bres hadden gestaan voor het behoud van het historische karakter- vonden het nieuwe bouwsel afschuwelijk lelijk en misplaatst. Ook de zeer verdienstelijke Oscar Delghust heeft het er in een van zijn artikels over. We lezen in " le Courrier de Renaix" van 29 januari 1950 ( vertaling):

'...Op het einde van de vorige eeuw diende de oude kapel belangrijke restauratiewerken te ondergaan, aangevreten door ouderdom en gebrekkig onderhoud. Op dat ogenblik groeide het onfortuinlijke idee om veeleer een nieuw heiligdom te bouwen, een aantal honderden meter verderop, aan de rand van het bos van de Hootond. Dit was een regelrechte aanslag op het verleden en men liep het risico de fijne charme die ontsproten was aan de wondermooie legende van Wittentak te breken. Dit heeft men in die tijd echter niet doorzien en zonder wroeging werd een parel van onze regionale folklore geofferd.'

Heden ten dage neemt geen enkele Mariavereerder nog aanstoot aan deze discriminatie, vooral omdat zij de vroegere bidplaats niet hebben gekend. Hoogstens herinneren een paar enkelingen zich het estaminet ' in d' oude kapel', de herberg die zich vlak naast de plaats van de oude kapel bevond. Generaties later werd dit pand het huis van architect Baeyens, een naam die in de '60-er jaren van de 20ste eeuw zal opdoemen in de kapel. Het uithangbord van het estaminet is nog jarenlang aan de gevel blijven hangen.

De wandelaar die nu hogerop klimt, ontdekt plots de nieuwe kapel aan de zoom van het bos, halfverdoken in het lindegroen. Hoedanook komt hij onder de indruk van de aldaar heersende stilte.

image 4130


In 1891 werd op dit stuk grond van David Cambier met de werkzaamheden begonnen, daarvan getuige de arduinsteen in de achtergevel van de kapel: 1891. Aan de schenking van David Cambier was echter een voorwaarde verbonden: in ruil voor de bouwgrond van de nieuwe kapel moest de grond waarop de oude kapel had gestaan aan zijn broer Désiré worden gegeven. Dit werd op 1 mei 1895 bij koninklijk besluit vastgelegd:

FOTO KONINKLIJK BESLUIT LEOPOLD II


De schenkingsacte van David Cambier aan de kerkfabriek Sint-Hermes werd opgemaakt door notaris L. Fr. Sturbaut en is terug te vinden in het Rijksarchief Ronse onder M.G. NR. 5242.

FOTO SCHENKINGSACTE


Architect Henri Geirnaert


Voor wat betreft de financiering van de nieuwbouw, weten we dat de katholieke krant ' l' Echo de Renaix' een oproep deed tot de gelovigen; Een inschrijvingslijst werd rondgestuurd en de eerste inschrijving bedroeg reeds 5000 goudfrank!
De kerkfabriek van Sint-Hermes zocht de Gentse bouwkundige Henri Geirnaert aan als architect. Dat de kostprijs van de nieuwbouw zo laag mogelijk moest gehouden worden, daarvan getuigt volgende brief die Geirnaert op 22 mei 1890 aan Deken Mortiers schreef:

' Slechts heden mag ik voor de eerste maal uitgaan. Toch heb ik de plans der kapel kunnen opmaken en zend ze U hiernevens. Die zelve plans zal ik moeten terug hebben want tot nu toe is het mij onmogelijk geweest er koppij van te nemen. Ik heb den devis gemaakt maar dien moet ik nog eens naarzien en overcijferen, ook denk ik den arduin nog een weinig te kunnen verlichten om eene besparing te doen. De devis is gemaakt volgens de kapel is afgeteekend, 't is te zeggen zonder de funderingen. Hierachter vindt gij eenen résumé van den devis, ik twijfel niet of de ondernemers zullen daaronder blijven. In dezen devis heb ik het kruis des torens niet gerekend noch den vloer, gij hebt mij vroeger nog gezegd dien te mogen achterlaten, ik weet niet als het nog zoo is en de vensters zijn in enkelglas niet in lood gezet. Voor mijnentwege vind ik maar den arduin alleen dien ik kan verlichten, het overige moet komen van de ondernemers. Indien Cuvelier de plinthe goedkooper kan leveren op eene andere wijze gekapt zou ik overhellen om zulks aan te nemen, want de funderingen en mijne onkosten moeten nog daarbij gerekend worden. Ik ga voorts gaan met den devis neerstig naar te zien en verwacht van U, Eerweerde Heer Pastoor tijding om te weten welken dag en uur der toekomende week ik zal moeten naar Ronse komen, dan zou ik willen den grond doen uitdelven om hem goed naar te zien. Aanveerd, Eerweerde Heer Pastoor, de verzekering mijner bijzondere hoogachting.

H. Geirnaert

ps: Ik heb afgezien van den breeden tri(?) voor den venster van den koor daar ik zoo doende den muur nog zou moeten verdikken. Ik twijfel niet of wij zullen geheel wel de O.L.Vr. nog onder de venster kunnen stellen en boven den autaar, daar het beeld zeer klein is.'


FOTO DEVIS VAN H. GEIRNAERT

J. Hantson, een Ronsese aannemer uit de 12de wijk werd met de opdracht belast de plannen van Geirnaert te verwezenlijken. Daartoe werd volgend lasten- en voorwaardenkohier opgesteld:

KAPEL VAN O.L.Vr. VAN WITTENTAK TE RONSE
Kohier van lasten en voorwaarden volgens welke de metselwerken zullen moeten uitgevoerd worden, noodig tot het bouwen van bovengenoemde kapel.

' De uit te voeren werken bestaan in het uitvoeren der metselwerk in arduin en Kareelsteen noodig tot het bouwen van eene nieuwe Kapel met Koor, sakristy en torreken. Dit metselwerk zal deels in steen van Tubize en deels in steen der streek uitgevoerd worden.
Alle de buitengevels zullen in uitgezochten steen van Tubize uitgewerkt worden; daartoe zal de aannemer de beschadigde steenen van kant leggen en enkel binnen de muren verbezigen.
De steenen, kalk en zavel zullen den aannemer steeds door de Kerkfabriek van S. Hermes ter hand gesteld worden. Het bereiden van den moortel is ten laste van den aannemer. Deze zal samengesteld zijn uit drij deelen kalk en twee deelen zavel.
Het ter plaatse brengen van het noodige water om den kalk te blusschen of moortel te maken enz. is ten laste van den aannemer. Al het metselwerk zal met den meesten zorg uitgevoerd worden volgens de plans en bijzonderheden door den bouwkundige te leveren. De hoeksteenen van deuren,vensters en kornissen zullen in gebakken steen zijn; die te gebruiken binnen de kapel zal de aannemer moeten bekappen in steen der streek.
Geenen steen zal in de buiten-façaden geduld worden die onregelmatig van natuur of slecht geplaatst zou zijn. Het verdane zal volkomen en zonder fouten moeten wezen. Al de steen zal onmiddelijk voor hem te vermetsen met het noodige water overgoten worden, zonder nochtans voor wat den steen van Tubize in het bijzonder betreft, denzelven te bevuilen. Het metselwerk zal op de buitengevels met opene voegen gemetst worden. Den aannemer zal insgelijks al den arduin plaatsen. Het kappen van den zelven zal door eenen werkman, door de Kerkfabriek aangesteld en betaald, uitgevoerd worden. de aannemer van het metselwerk zal al het noodige gerief, zooals stellingen, stringen, kuipen enz. enz. leveren. Hij zal de andere stielen, zooals timmermans, smids, arduinkappers enz. de verschuldigde en gewone hulp geven welke hunne werken vereischen, als ook zijn eigen werk schikken om hun geene hoegenaamde schade te veroorzaken en het werk met de meeste zorg uit te voeren. Hij verbindt zich ook de plans en de bijzondere opgevingen van den bouwmeester stiptelijk te volgen, als ook het werk geheel en al uit te voeren volgens de gewone voorwaarden van Staatslastkohier en de goede regels der kunst van uitvoering. De aannemer verbindt zich insgelijks altijd met een voldoende getal werkvolk aan het werk voort te doen. Het werkvolk zal volkomen op de hoogte zijner taak moeten zijn. Indien zulks het geval niet ware, zal de aannemer op enkele aanmerking van de Kerkfabriek of van de bouwkundige, ze wegzenden en vervangen door bekwamere.
Al het werk zal na zijne volkomene uitvoering gemeten worden. De arduin zal in de meting bijbegrepen zijn: daarvoor zal de metser hem plaatsen. De volle openingen der vensters van den voorgevel en koor zullen zoowel als de andere openingen afgetrokken worden, alhoewel er arduinen moneelen in staan. De te meten arduin zal op zijn groot vierkant genomen worden, zonder nochtans de buitenspringende lijsten mede te meten.
De betalingen zullen geschieden volgens de voorderingen van het werk en op verslag van den bouwkundige.
Zoo opgesteld en geteekend te Ronsse den 2 juli 1800één en negentig:

De schatbewaarder der Kerkfabriek van S. Hermes
D.A. Ghys, vic.

De aannemer
J. Hantson

Ik ondergeteekende, metser en aannemer van werken, wonende te Ronsse, 12de wijk, verbind mij door deze al de metselwerken en het plaatsen van den arduin, noodig tot het bouwen der kapel van Wittentak, stipt en volkomen uit te voeren, overeenkomstig de plans en volgens de besprekken en voorwaarden hierboven beschreven en dit voor en mits de som van DRIE FRANKEN 50 CENTIMEN per kubieken meter metselwerk.
Gedaan te Ronsse, den 2 juli 1800 één en negentig.'

Hantson J.



De ' steen van Tubize' waarover sprake in het kohier werd geleverd door de firma Léon Champagne uit Tubize. De bestelling bestond uit gevelstenen en afgehoekte stenen die werden gebruikt om de neogotische spitsbogen te metselen. De rekening die Champagne aan Edouard Cambier van de kerkfabriek presenteerde behelsde voor de totale levering een som van 1327,86 fr.

FOTO FACTUUR VAN CHAMPAGNE UIT TUBIZE


Eerste steenlegging van een kapel ' steviger en bevalliger dan de vroegere'

Op zaterdag 3 juli 1891 was het dan zover:
Deken Mortiers van Sint-Hermes voltrok de eerste steenlegging van de nieuwe kapel. Op die eerste steen staat uitsluitend een kruis en het jaartal 1891. Volgende tekst werd echter in het dekenij-archief teruggevonden. Mogelijk staat hij vermeld op de achterzijde van de steen:

image 1974
+ Anno post partum virgineum
supra millesimum octingentisimo
nonagesimo primo die vero trigesima iulii
lapidem primarum sacelli hujus B.M.V. vulgo dictae
" De Wittentak"
ac B. Rocho sacri,sumptibus piorum omnium
imprimis catholicae familiae Cambier
stabilius ac decentius quam antea aedificandi posuit
R.A.D. Carolus Mortiers
parochus et decanus S. Hermetis Rothnaci
Cath. Eccl. S. Bavonis Gand. Can. Hon.


In vertaling: Op 3 juli van het jaar Onzes Heren 1891 werd de eerste steen van deze kapel van de H. Maria en de H. Rochus, door het volk " Wittentak" genoemd, -met de steun van alle gelovigen, in het bijzonder van de katholieke familie Cambier- een bouwwerk dat steviger en bevalliger zal opgetrokken worden dan het vroegere, gelegd door Z.E.H. Deken Carolus Mortiers, pastoor-deken van St.-Hermes Ronse en erekanunnik van St.-Baafs te Gent. 

Bij de viering van 100 jaar neogotische kapel op 7 juli 1991 werd eveneens een herdenkingssteen ingemetseld.

na de plechtige eerstesteenlegging konden de werken goed van start gaan. Blijkbaar kende de bouw een vlot verloop, want op 31 juli en 4 augustus ontvangt onderpastoor en schatbewaarder Désiré Ghys een schrijven van architect Geirnaert. Hij heeft het al over het houtwerk van de nieuwbouw:

' ...die planken ( voor het dakgebinte) moeten 0,20 m. breedte hebben op 0,02 m. dikte en ten minste in rooden riga zijn, beter ware het nog in eiken hout. Vooraleer men aan de kap begint te werken, moet ik den timmerman spreken..."

Het plan van het dakgebinte is het énige plan dat wij tot op heden hebben kunnen terugvinden. Vpoor het torentje moest op aangeven van Geirnaert [I]' rood noorsch hout' gebruikt worden.

L. Dessel-Cambrelin uit de Beverestraat nr. 2 te Oudenaarde bracht al de voorgeschreven houtsoorten aan en de Ronsenaar Jerome Ots uit de Wijnstraat 35-2 nam de loodgieterij op zich.

( FOTO TORENTJE)

De totale kostprijs van de kapel -grond, meubilair en brandglasramen niet meegerekend- liep op tot 14 229,80 Fr.

( PLAN DAKCONSTRUCTIE)
Enig teruggevonden plan, opgemaakt te Gent op 29 juli 1891 en ondertekend door architect Henri Geirnaert.


De plechtige inzegening

Het volgende jaar al kon op zondag 3 juli ( 1892) -dag op dag één jaar na de eerstesteenlegging- de plechtige inzegening plaatsgrijpen. ' L'Echo de Renaix' geeft ons in zijn editie van 10 juli 1892 het volgende relaas ( vertaling):

' Begunstigd door het goede weer betekende de inzegening van de nieuwe kapel een ware volkstoeloop op de Scarpenberg. Rond 3u. in de namiddag was zich aan de Sint-Hermeskerk een processie gaan vormen die het beeldje naar het nieuwe heiligdom zou brengen.
Op kop stapte de ' Patronage der jonkmannen' in een onberispelijke orde en allen in uniform. Vervolgens sloten de talrijke broederschappen van gehuwde mannen, van jonkmannen en jonkvrouwen aan, de leerlingen van het Bisschoppelijk College en de Koninklijke Vennootschap der Fanfare.
Het beeldje zelf werd onmiddellijk voorafgegaan door twee beeldige groepen kleine meisjes van bij de Zusters van het weeshuis en van het klooster der Zusters van Barmhartigheid. De clerus, de kerkmeesters van Sint-Hermes en de autoriteiten sloten de stoet af. De omgeving van de kapel was buitengewoon smaakvol versierd, dit door de zorgen van de omwonenden en meer in het bijzonder door de trouwe werklieden die het gebouw opgetrokken hadden.
In de naam van Monseigneur de Bisschop van Gent voltrok kanunnik Mortiers -pastoor en deken van Sint-Hermes- de inwijding van de kapel, bijgestaan door tal van geestelijken.
Bij het begin dankte ZEH deken in een openluchttoespraak zeer hartelijk de talrijke schenkers, wier vrijgevigheid toegelaten had dit nieuwe heiligdom -een parel van neogotische architectuur- voor de Heilige Maagd Maria op te richten. Voorts werden ook alle aanwezigen bedankt voor hun opkomst, wat de inzegening van de kapel de nodige luister had bijgebracht.
Na het optreden van de fanfare werd de plechtigheid besloten met de uitvoering van een cantate, voor de gelegenheid getoondicht door August De Sutter ( grootvader van de latere componist-pedagoog Ignace De Sutter. August De Sutter was op dat ogenblik organist-kapelmeester van Sint-Hermes). Niet minder dan 130 koorleden, waaronder leerlingen van het college en leden van het parochiekoor, werden belast met de uitvoering. Muzikaal onderlegde waarnemers rekenen deze compositie onder de beste werken van onze uitmuntende kapelmeester en, hoewel het aantal repetities eerder beperkt gebleven was, werd de uitvoering tot in de puntjes afgewerkt...'


De cantate van De Sutter werd jammergenoeg nooit teruggevonden. Ook componisten van de 20ste eeuw werden geïnspireerd door Onze-Lieve-Vrouw van Wittentak. De ronsenaar Renaat Mores -voorganger van Kristiaan Van Ingelghem als organist-titularis van de St.-Maartenshoofdkerk van Aalst- toondichtte zelfs twee liederen O.L.Vrouw van Wittentak ter ere. Beide liederen ( één voor koor en één voor solist) zijn te horen op de cd met Mariagezangen die de koren van Sint-Hermes op 9, 11 en 13 juni 2004 hebben ingezongen in opdracht van het Wittentakcomité. Ook de overbekende versie van E.H. Henri Snels -priester-leraar op het college- is op het schijfje te horen. Mores zowel als Snels toondichtten op de mooie romantische tekst van Valère ( meester) Mores, schoolhoofd van de lagere school van het Sint-Antoniuscollege. Een ander illuster figuur, Michel Van Caeneghem -textielfabrikant, député en voorzitter van het Sint-Gregoriuskoor van Sint-Hermes- schreef het eenvoudig motet " Surge, amica mea". Op de partituur staat vermeld: " Dedié à Notre Dame du Rameau Blanc". De Schola Gregoriana van Sint-Hermes vertolkt dit nummer op de cd.

LIED WITTENTAK


Verfraaiing van het interieur

In hetzelfde artikel van de inwijding heeft ' l' Echo de Renaix' het over de verfraaiing van het interieur van de kapel dat hopelijk niet lang op zich zal laten wachten. Hiermee was de kerkfabriek echter al bezig want -hoewel merkwaardig- werd de architect ook aangeduid als ontwerper van het meubilair! Op 2 april 1892 schrijft Geirnaert:

' Eerweerde Heer Onderpastoor;
Heden zend ik U met den post het plan van den altaar der kapel. Ik heb de tombe geteekend volgens gij mij vroeger hebt gevraagd en ik denk dat zij voor omtrent dien prijs zal kunnen gemaakt zijn. Tot nu toe heb ik er aan Mr. Rooms nog niet naar gevraagd, maar zoo gij den altaar zoo goed vindt, gij zoudt hem mij kunnen terugsturen en dan zou ik aan Mr. Rooms de prijs vragen
1° van de tombe met tabernakel
2° van den retabel, zoo de prijs te hoog ware kunnen wij de 2 zijornementen der tombe weg laten en den naam van Maria alleen laten bestaan, ook de retable zou geheel eenvoudig kunnen gemaakt worden maar mij dunkt dat de altaar toch niet te gemeen mag zijn voor de kapel ook.
Uwen dienaar

H. Geirnaert'


Het ontwerp van Geirnaert werd goed bevonden en zowel altaar ( hoewel verdwenen sinds de jaren '60 van de 20ste eeuw) als retabel met 4 kandelaars werden bij Rooms besteld.

image 1808



Onbegrijpelijk genoeg werd dit neogotische retabel in de jaren '60 naar de chauffagekelder van Sint-Hermes overgebracht en daardoor beschadigd. De  ' tabula rasa'-rage die in die tijd overal de kop opstak deed ook op Wittentak de neogotiek in zekere zin de das om: typische muurbeschilderingen verdwenen onder witte latexverf, het hoogzaal werd afgebroken, etc...
Halverwege de jaren '80 gaf kunstminnend initiatief het retabel van Rooms zijn luisterrijke plaats terug: een retabel waarin de H. Maagd tot 4x toe verwerkt zit in een eik met witte takken en blanke bladeren hoort in de kapel van Wittentak!




Huize Rooms was eertijds een bekend atelier van beelden, kerk- & huismeubelen in hout, marmer of steen, gelegen aan de Schoolstraat te Gent nabij de kerk van Sint-Macharius. Op de facturen staat vermeld: ' twee eerediplomas vereeniging van Sint-Lucas Antwerpen 1885'. Eén van de vier kandelaars draagt de inscriptie ' Patroonschap der H. Agnes Ronsse 1894'. De kostprijs voor deze 4 exemplaren bedroeg 195 Fr. en 63 centiemen. Op 21 november 1893 betaalde onderpastoor Ghys 250 Fr. op rekening van het retabel voor de kapel en het altaar zelf kostte 500 Fr. bij de plaatsing in maart 1894. De kerkfabriek was duidelijk tevreden over huize Rooms. In 1889 had dit kunstatelier ook al het retabel met tabernakel voor de Sint-Hermescollegiaal ontworpen en uitgevoerd, alsook de communiebank.

FOTO BEELDJE IN RETABEL

Het miraculeuze beeldje in een nisje boven het retabel


De neogotische brandglasramen van de kapel dateren hoofdzakelijk uit het begin van de 20ste eeuw. Het enige brandglasraam dat de kapel rijk was ten tijde van de inwijding in 1892, was het koorbrandglasraam waarop O.L.Vrouw en Sint-Rochus staan afgebeeld. Glazenier Verhaegen heeft er zelfs nog spoed moeten achter zetten om zijn werk af te krijgen tegen 3 juli 1892, dag van de kapelwijding, want op 19 april van datzelfde jaar schrijft architect Geirnaert aan onderpsatoor Ghys:

' Ik heb Mijnheer Verhaegen gesproken over de geschilderde venster. Hij heeft mij gezegd al te willen doen wat mogelijk is, maar dat hij gelooft dat zij niet zal kunnen gedaan zijn voor den datum van 1 juli. Nu, Mijnheer Verhaegen zegt dat het best ware langs den Evangelie kant O.L.Vrouw te plaatsen en langs den epistel kant den Heiligen Rochus. De venster is waarlijk niet geschikt om kleine groepen te bevatten, de luchten zijn te smal. Zoo gij zulks goedvindt, gelief mij te laten weten welke O.L.Vrouw gij er in begeert...'

FOTO BRANDGLASRAAM KOOR KAPEL
image 1973
De familie Cambier betaalde de rekening van dit brandglasraam.


Geleidelijk aan werd ook het gewoon helder glas van de andere ramen vervangen. Laten wij de huidige ramen één voor één bekijken.

Rechterkant van de kapel, van voor naar achter

1. Sint-Antonius van Padua. Inscriptie: " Me grata posuit familia de l' Arbre de Malander", de familie de l' Arbre de Malander schonk het raam in 1903. Het is neogotisch werk van glazenier Joseph Casier uit de Tweebruggenstraat 3 ( nabij de Sint-Annakerk) te Gent. Op zijn facturen lezen we: " Vitraux d' Art - Atelier fondé en 1855 par Baron Béthune. Bewuste atelier zal in 1912 het muzikale brandglasraam t.e.v. de H. Drievuldigheid op het hoogzaal van Sint-Hermes realiseren.

2. H. Johannes de Doper, neogotisch werk van Casier. Inscriptie: " Me gratus posuit Ioannes Baptista Collart", Jean-Baptist Collart schonk het raam in 1907.

3. Sint-Godelieve, neogotisch werk van Casier. Inscriptie: " In gratiarum actionem Anno Domini 1911".

4. Sint-Elisabeth. Tot 1960 helder glas. De familie Oscar Thomas gaf in dat jaar aan Michiel Leenknecht, glazenier uit Kwaremont, de opdracht voor dit moderne werk. De beeltenis van Sint-Elisabeth slaat op de voornaam van mevrouw Thomas.


Linkerkant van de kapel, van voor naar achter

1. Sint-Aloysius, neogotisch werk van Casier, daterend van 1900. Schenker is niet vermeld.

2. Zalige Margareta, neogotisch werk van Casier, daterend van 1905. Inscriptie: " Dono dedit familia Cauterman-De Donder", een schenking van de familie Cauterman-De Donder.

3. Sint-Jozef, neogotisch werk van Casier. Inscriptie: " Dono dedit familia Portois-Dopchie", een schenking van de familie Portois-Dopchie. Jaartal ontbreekt.

4. Sint-Mauritius, neogotisch werk van Casier. Bij de plaatsing van het hoogzaal werd het half aan het oog onttrokken en kan dus niet worden gefotografeerd. Het stelt een baardige heilige voor in harnas en met zwaard. Naam, jaartal noch schenker staan vermeld. Jarenlang was het in het duister tasten wie deze heilige was, tot in april 2007 glazenier Backeland van Antwerpen contact zocht met ondergetekende. In het orderboek van Casier ( thans archief) vond hij de bestekken voor Wittentak. De H. Mauritius, Romeins soldaat, staat hier afgebeeld omdat ' Maurice ' de voornaam van de schenker was. Bedankt, meneer Backeland!



De heiligenbeelden, eenvoudige plaasteren afgietsels, werden eind de jaren '90 van de 20ste eeuw in hun polychrome staat hersteld, nadat ze eerder waren overschilderd in een egaal, lichtgeel kleur.
Sint-Hubertus en Sint-Rochus staan respectievelijk links en rechts van het hoogkoor afgebeeld. Aan de rechter muur zien we van voor naar achter Sint-Theresia, Sint-Rita en Sint-Vincentius a Paulo. Links staan van voor naar achter O.L.Vrouw van Lourdes, Sint-Antonius van Padua en het Kindje Jezus van Praag.


Als we even terugkeren naar het glasraam van Sint-Antonius van Padua bemerken we eronder het zijdeurtje van de kapel. Architect Ephrem Bayens bracht deze bijkomende deuropening aan nadat redemptorist pater Vos in 1949 de missie was komen preken in de kapel. De volkstoeloop nam sindsdien nog grotere proporties aan, zodat deze tweede deur in de loop der '50-er jaren een noodzaak werd.

De brede toegangstrap onder de linden is ook een kind van de jaren '50. Om de zaak te kunnen financieren werden de treden verkocht aan 1500 tot 2500 BEF het stuk. Het Marialegioen en diverse godvruchtige organisaties deden de nodige duit in het zakje. In het voorjaar van 2004 werden deze trappen op initiatief van het Wittentakcomité op schitterende wijze heraangelegd en voorzien van een balustrade in het midden.

In het jaar 1965-1966 liet hogervermelde Bayens het oude altaar van Rooms wegnemen. Alleen de altaarsteen bleef behouden. Hij werd ingewerkt in een nieuw altaar, zo eigen aan de jaren '60: een kubieke meter beton! Onderaan de voorkant was een schelpvorm waarneembaar in het beton, bedoeld als relikwiehouder. Aan het begin van het derde millennium werd de drilboor in deze betonblok gezet. De vloer van het koor werd aangepast en een neogotisch altaartje uit de weekkapel van Sint-Hermes herschiep het koor van de kapel in zijn oude luister.
En de 'tabula-rasarage' van de golden sixties zette zich verder door: witte latexverf onttrok voorgoed de neogotische wandbeschilderingen aan het oog, een jammere zaak, want de schilderingen droegen zonder twijfel bij tot de uniform neogotische stijl van de kapel. Zondermeer moest ook het hoogzaal eraan geloven. Eens te meer tekende architect Bayens voor deze modegril. In 1983 paste men hieraan een mouw door de bouw van een nieuw hoogzaal. Enerzijds een lovenswaardige daad, anderzijds even betreurenswaardig, want een communiebank uit de Sint-Hermeskerk -in 1889 door het Gentse kunstatelier Rooms uit eik gesneden- werd hiervoor prijsgegeven.

In de trapleuning die naar het hoogzaal leidt, lezen we: " Anno Domini mensis decembris 1984. S. Maria Virginis dedit Paul De Keyser et Armand Van Rumbeke". Adrien Desmaele schonk het ijzer, net als voor de trapleuningen buiten die het jaar erop door dezelfde bereidwillige ronsese vakmannen werden gesmeed.

Sinds de vroege jaren '80 is een actief Wittentakcomitéde motor achter al deze initiatieven. Door de inzet van de leden kon ZEH Deken Jozef Van Melckebeke op Palmzondag 15 april 1984 een openluchtkruisweg inzegenen. De 14 staties in half-relief zijn afkomstig van een klooster te Ramegnies-Chin ( Doornik).


O.L.VROUW VAN WITTENTAK ANNO 2006


Wanneer wij vandaag eerbiedig de kapel betreden, doen wij dat om twee redenen. Wij betonen eerbied aan onze hemelse Moeder Maria, maar wij denken eveneens met eerbied aan de vorige generaties. Sterk geïnspireerd door de Mariale cultus hebben zij immers hun hart en hun ziel in dit gebouw gelegd. Daardoor is de kapel in een onschatbare waarde tot ons kunnen komen. De kapel heeft het uitzicht van een klein pitoresk kerkje dat netjes onderhouden wordt. Het zonlicht speelt guitig door de tinten van de glasramen. Boven het altaar prijkt het Mariabeeldje en lacht ons, gelovigen, geruststellend toe in een heilzame bekommernis.

' t Is zalig hier even te bezinnen, ver weg van het dagelijks rumoer, in de zachte geur der lindenbloesems. Al het natuurschoon rond de kapel draagt bij tot de verinnerlijking van de devotie voor Maria.
Het weze voor eenieder aangeraden eens naar Wittentak te trekken en een bezoek te brengen aan Onze-Lieve-Vrouw in de heilzame stilte waarin haar huis gehuld ligt...'naast het bosch waar voog'len, bloemen meed' haar zoeten naam vernoemen'.

Dominique Wybraeke

Wittentak > Home
  | Afdrukken |Zoeken |SiteMap | Mail ons





Laatste wijzigingen: 05/01/08 @ 22:27 CET | 16.1 msec
© Copyright 2003-2024 Parochie-ronse.be
Powered by SiteEdit © 2002-2024