Home | kalender
 
Sint-Hermes

Erfgoed

Geschiedenis

Begraven eertijds

Zonnewijzer

Fiertelommegang

WAT WETEN WE OVER HET TRADITIONEEL PARCOURS VAN DE FIERTELOMMEGANG IN DE BINNENSTAD?


Op dit ogenblik verlaat de stoet de Sint-Hermeskerk via de ‘endeldeur’ onder de toren en neemt de richting Grote Markt en doorheen de Peperstraat daalt hij de Tuinstraat af (een straat die in de XIXe eeuw in de mond van de Franssprekenden de onbegrijpelijke vervorming kreeg tot ‘Rue de Toewaain’ en tot Wijnstraat) en klimt dan van af de Steenbrug de Kruisstraat naar boven. Bij de terugkomst van de Ommegang doorlopen we in omgekeerde orde de zojuist vernoemde straten.

De vraag naar de traditie of de historiciteit van dit parcours is de laatste jaren bij de fierteldragers, de bedevaarders en vooral bij de ruiters opgekomen. Immers bij het herplaveien van de esplanade vóór het Stadhuis, ter gelegenheid van de uitzonderlijk prachtige herstructurering van de Grote Markt, hebben de ruiters er problemen mee om over al te gladde steenplaten op die esplanade hun paarden te leiden zonder dat die dieren uitglijden en ongelukken veroorzaken. Er zijn reeds enkele incidenten geweest. De meest eenvoudige oplossing van dat probleem is: de steenplaten, op de plaats van de jaarlijkse passage van de ruiters, te ruwen. Het antwoord op dat probleem ligt dus in de mond van het gemeentebestuur. Andere mogelijke oplossingen liggen eerder in de bevoegdheid van de organisatoren van de stoet vóór en na de eigenlijke ommegang, nl. de leden van het Fiertelcomité, waarin alle belanghebbende organisaties stem hebben: de fierteldragers, de clerus, de bedevaarders, de gecostumeerde groepen en ook de ruiters. Sommigen suggereren om de stoet op de Markt in twee te splitsen: terwijl de enen langs de kant van het Stadhuis blijven voorbijkomen, zouden de ruiters de kant van de Post nemen. Niet iedereen gaat daarmee akkoord. Nog anderen stellen voor om de Markt volledig te vermijden en eerder langs de Oude Vesten de binnenstad rond te trekken, maar toen protesteerden de fierteldragers bij monde van hun leider ‘dat de tocht van de ommegang over de Grote Markt historisch is en dus tot de traditie behoort’. De vraag naar de al dan niet traditionele passage van de stoet over de Markt bereikte mijn oren en met hetgeen ik meen te weten wil ik graag mijn – bescheiden – duit in het zakje doen.
Enerzijds weten we dat de tweede bijnaam van de Ronsenaars, de ‘slekketrekkers’ is. De slekke trekken betekent dat de ruiters op het einde van de Fiertelommegang op de Grote Markt een aantal sierlijke en ietwat gekompliceerde figuren reden, maar ze dat niet konden uitvoeren terwijl het gros van de ommegang doorheen die zelfde Markt voorttrok, lijkt me erg problematisch. Ik meen eerder dat de ruiters hun kunstjes op de Markt kwamen tonen, toen iedereen de eindgroet van onze stadspatroon in de Kollegiaal gekregen had.
Anderzijds weten we dat, vooraleer deken Liedts in 1851 en volgende jaren de muren van de noorderkant van de Sint-Hermeskerk neerhaalde en er de vier huidige zijkapellen (die, waar de biechtstoelen in staan) bouwde, ging de Grote Ommegang uit en in, niet via de huidige endeldeur onder de toren, maar via de prachtige monumentale hoofdingang van de kerk op de plaats van de huidige tweede zijkapel, waar een hoge en brede trap in het kloosterpand (de thans met haagbeuk ‘herbouwde’ vierkante binnentuin naast de kerk) uitmondde. Vandaar trok de ommegang onmiddellijk doorheen de Watermolenstraat naar de Steenbrug. In de vroegste middeleeuwen liep die straat vanaf de kerk alleen maar tot aan de Kerkmolen, maar reeds vanaf de XI-XIIe eeuwen ontstond ook dat padje dat later de naam van Kegelkaai kreeg en dat de kerk verbond met de Steenbrug en de middeleeuwse handelsweg van Aat naar Gent (Tuinstraat en Kruisstraat). Dat de ommegang langs dit straatje voorbijkwam, dàt weten we met stellige zekerheid, want dat begon daar. Wat? De ruzie! Het gevecht!! De vele processen!!! In de middeleeuwen gebeurde daar hoogstwaarschijnlijk niets, maar vanaf 1582, toen Alexander Farnese (de zoon van ons aller goed bekende Margareta van Parma, dochter van Johanna Vander Gheynst uit Nukerke) met zijn Spaans leger onze streken heroverde op de beruchte fundamentalistische Calvinistische Gentse republiek (1578-1582), bleven er in het Ronsische gemeentebestuur nog een paar crypto-protestanten en daaronder vooral baljuw Maes die in de Sint-Hermestoren bleef wonen en er de hervormde psalmen uitbrulde, tijdens het stilaan op drijf gebrachte koorgezang van de stilaan uit Wallonië teruggekomen kanunniken.

Bij ons waren er drie baljuws (we zouden ze nu politiekommissaris of gewoon politie-agent kunnen noemen). De kerkbaljuw (later de Suisse genoemd) had echte rechtsmacht alleen maar in de kerk, de Krypte en het Kloosterpand. Hij hing af van het Kanunnikenkapittel. De baljuw van de Vrijheid (Francisia) d.i. de straten onmiddellijk rond de drie kerken (zie Rothnacum Sacrum, pp. 17-22), hing af van de proost van het Kapittel die de heer was der vrijheid. Tenslotte was er de baljuw van de gemeente, die afhing van de heer van Ronse, graaf van Wattripont, van Vlaanderen, van Namen en nog meer totdat Jan III van Nassau in 1630 heer van Ronse werd.
Nu, het gewoonterecht wilde dat in openbare plechtigheden, die der aanwezige baljuws, in wiens rechtsgebied ze waren, zijn roede (een soort korte scepter, zoals ongeveer de maarschalk van wijlen Moboetoe) rechtop in zijn rechterhand droeg, terwijl de anderen op wier gebied ze niet waren, hun roede (virga) losjes in de naar beneden hangende arm hielden. Welnu, zolang als de vertrekkende ommegang nog in de kerk was, droeg de kerkbaljuw zijn roede overeind; van zodra de stoet buitenkwam was het de baljuw van de Vrijheid die toonde dat hij daar de macht, het recht en de orde vertegenwoordigde door zijn justitieroede overeind hief en toen men aan het einde van de Kegelkaai kwam en men dus op het domein van de gemeente kwam, was het de beurt aan de derde baljuw om zijn roede pal naar boven te steken. In die moeilijke jaren na de herovering van Ronse door de Spanjaarden, was de spanning tussen de in zijn hart nog protestant gemeentebaljuw en de beide anderen. In de voormiddag bij de aanzet van de ommegang, had nog niemand teveel gedronken en de herrie bleef beperkt tot wat roepen en duwen, maar iedereen wou tijdig vertrekken, maar bij de terugkomst van de ommegang waren de geesten al wat meer opgewarmd. Zolang de stoet van Ekkergem (een herbergnaam) naar de Steenbrug afdaalde viel het nog mee: de baljuw van de gemeente droeg zijn bajuwsroede fier overeind, maar toen de stoet naar de Kegelkaai toe draaide, stak de baljuw van de Vrijheid zijn roede naar boven, terwijl die van de gemeente zijn arm niet naar beneden liet dalen, wat bij de clerus en de katholieke bedevaarders eerst een huilconcert deed ontstaan. Sommigen wilden de gemeentebaljuw met geweld zijn roede te ontnemen. De partizanten van de gemeentebaljuw vielen de anderen aan. In de kortste tijd eindigde de stoet als een groep opgehitste vechters. De bedevaarders poogden de reliekenfiertel uit die vechtende bende te redden en ermee naar de kerk te vluchten.
Eigenlijk hadden ze allen op hun manier gelijk. Vanaf 1578 hadden de machthebbers van de Gentse Calvinistische republiek blijkbaar bij decreet de Vrijheid in de gemeente ingelijfd. Toen de Spanjaarden in 1582 de Calvinistische heersers verjaagd hadden, meenden de Kanunniken dat daarbij de vroegere toestand van voor 1578 automatisch weer te rechte teruggekomen was, terwijl de handlangers van de gemeente misschien terecht meenden dat de Raad van Vlaanderen te Gent (waarin ook nog meerdere crypte-calvinisten zaten) die inlijving van de Vrijheid in de gemeente weer met name en bij decreet moest ongedaan maken, maar deze liet de zaak aanslepen. Slechts toen Jan III van Nassau heer van Ronse werd, kwam de rust helemaal terug. Hij benoemde een katholiek tot gemeentebaljuw en de Fiertelommegang verliep blij en vroom. Uit de foto’s uit de vroege XXe eeuw en uit mijn eigen ervaring uit de jaren ’40-80 draaide de ommegang van de Wijnstraat over het Schipstraatje en de Kleine Markt op het einde naar de kerk.
We hebben dit alles geschreven om aan te tonen dat de omweg van de stoet over de Grote Markt niet historisch en niet traditioneel is en waarschijnlijk tijdens de XXe eeuw ontstaan is.
A. Cambier

DE FIERTELOMMEGANG VAN SINT-HERMES (1)



image 15621


We menen velen genoegen te doen met de weergave van deze historische schets in twee delen ontleend aan de begeleidende tekst van de grote tentoonstelling in de crypte in het jubeljaar 2010. Met onze herhaalde dank aan historicus Eric Devos.


De Fiertelommegang gaat jaarlijks door op Drievuldigheidszondag. Het reliekschrijn van Sint-Hermes wordt daarbij door vier dragers langs de stadsgrenzen gedragen, voorafgegaan door de belleman, en volgens een traject dat in wezen onveranderlijk is, 32,6 km lang.
Over het ontstaan van de Fiertel is weinig geweten. Waarschijnlijk wilde de Ronsenaar zelf ook iets van de voorspraak van Sint-Hermes meepikken, maar hij kon natuurlijk niet op bedevaart gaan omdat hij al ter plaatse was, vandaar... In juni 1298 was er al sprake van ‘la fête de Renaix’ .
Elders in het land gaan ook ommegangen door op Drievuldigheidszondag, de laatste dag van het octaaf van Pinksteren: Mons, Malonne, Thuin enz. Op Pinksteren werden dus een aantal kerken ingewijd, maar om de hoogdag zelf ten volle te kunnen vieren, werden plaatselijke herdenkingen dikwijls een week verschoven. Dan vond ook de kermis plaats. Kermis is afkomstig van ‘kerkmis’ en het Franstalige ducasse komt van ‘dédicasse’, verwijzend naar de datum waarop de plaatselijke kerk ingewijd werd. Wordt hier verwezen naar de stichtingdatum van de nederzetting van Amandus in de 7de eeuw?
Het kermisgebeuren is nauw verbonden met de noveen van Sint-Hermes, waarvan de ommegang het startschot is. Het wordt afgesloten op de zgn.‘negende kermisdag’, waarop de plechtige slotmis van de noveen plaatsgreep en de bedevaarders opnieuw uit Ronse vertrokken. Vandaag wordt de noveen afgesloten met een centrumbraderie.

Het omgaan: een magisch-beschermende cirkel
Ommegangen ontstonden uit de bewustwording dat er overal in de natuur krachten aanwezig waren waaraan de mens onderworpen was. Ook in voorwerpen schuilden machten, verpersoonlijkt door een reëel bestaande demon die onheil of redding kon brengen, en die dus gevreesd of vereerd moest worden. Daarvoor gebruikte men magische ritussen, zoals de ommegang.
Als een voorwerp kracht inhoudt, straalt het die naar alle kanten uit. Men ondergaat dus de meeste invloed door er omheen te lopen. De geslotenheid van de cirkel is de grootste kracht van de magische kring. Het bewandelen van de grens gaat terug tot de Oudheid en op het idee om een bezwerende cirkel te trekken, waarbij die cirkel de grens zelf is. De grens van een gebied had niet alleen een interne beschermende macht, maar hield externe boze invloeden buiten. Het was ook gebruikelijk om de godenbeelden mee te dragen; die werden geacht om over dezelfde macht te beschikken dan de godheid zelf en door de ommegang zou die macht op de stad afstralen.

Het omgaan vond plaats langs de grenzen, maar ook op plaatsen die er een speciale betekenis hadden, zoals rond grensbomen: de beuken op de grens tussen Ronse en Ellezelles te Schoonboeke, en tussen Ronse, Ellezelles en Saint-Sauveur op Tombeele. Er was ook de Sint-Amandseik of de ‘groote eecke aen de St Remeeulxstraete’, op de grens tussen Russeignies, Kwaremont en Ronse. Deze vorm van omgaan is een schaars element van de ‘oude’ cultus van Sint-Hermes, die sinds de contrareformatie bestendig onder vuur lag, en nog in 1673 verboden werd.

Deze vorm van omgaan is blijven bestaan in een ‘aangepaste’ vorm: rond de kapel van Croix-ou-Pile en in het Sint-Hermeshof. Het heerlijk gebied van Wadimont, eigendom van het kapittel, strekte zich uit over de binnenkoer van de hoeve; mogelijk ligt daar de verklaring van het omgaan op de binnenplaats. Een andere mogelijkheid is, dat het schrijn eertijds midden op de binnenkoer geplaatst werd, waarna de bedevaarders er – tot in 1894 – driemaal omheen liepen. Later werd het schrijn in een hoek opgesteld, maar bleef men om de mestvaalt gaan.

Langsheen of vlakbij het traject van de ommegang zijn, veelal in de nasleep van de contrareformatie, grote en kleine kapellen verschenen. Hun ontstaan hangt niet samen met de Fiertel. Vanaf de 17de eeuw zien we: O. L. V. van Wittentak (1639), O. L. V. van Lorette (1676), Ter Heyden (1662) en Croix-ou-Pile in Saint-Sauveur (begin 17de eeuw), dikwijls om afgelegen gelovigen toe te laten de eredienst bij te wonen. De kerken van Louise-Marie en Russeignies werden pas vanaf hun ontstaan in de 19de eeuw aangedaan.

Het kwaad schuilt in de bossen
De heuvelkam die het noorden, het oosten en het zuidoosten van de stad afboordt, was naar toegankelijkheid en veiligheid eeuwenlang een probleem. De begroeiing van vandaag is slechtsts een overblijfsel van vroeger: een gordel van dichte bossen, die de stad bijna fysiek afsneed. De meest markante punten zijn: Kluisberg (141m), Hootond (151m), Bois Joly, Muziekberg (148m), Pottelberg (157m), Mont de Rhodes (150m).
Zelfs kroniekschrijver Jean Froissart had het in 1385 al over het Raspaillenwoud. Outlaws van allerlei slag, deserteurs en ondergedoken dievenbendes konden er toen al ongestraft hun gang gaan: ‘Et sied ce bois entre Renay et Grantmont, Enghien et Lessines; et faisoient moult de maux en la Chastellenie d’Ath et en la terre de Floberghes et de Lessines et en la terre d’Enghien.’

Maar er was meer. Tientallen legenden en spookverhalen deden de ronde. Herman Teirlinck verwoordde het als volgt in ‘Na de Fiertel van 1912’: ‘Daarginds, boven de kruinen, rees het machtige Slot met de vier torens. Al de hoge ramen waren feestelijk verlicht. Ik kon niet beletten dat ik bevend door de knieën gleed. Zo hoorde ik dan, de wijde ruimte langs, koralen van talloze stemmen aangolven en verruisen, ver, ver, en terug opluiden, gelijk een sonore vloed die in zijn zwelling telkens uitsterft en wederleeft. De hele Muziekberg was nachtelijk aan het zingen’.
Of nog: een man keert huiswaarts na een schutterswedstrijd in Ronse. Halverwege gekomen, zag hij plots ‘einen grossen Wolf aus dem Busche herausspringen und auf ein dreizehnjährig Mädchen zu eilen, welcher auf eine Wiese zur Seite der Landstrasse die Kühe hütete. Der Nachbar besann sich nicht Lange, zog schnell einen Pfeil, zielte und traf der Wolf glücklich in die rechte Seite, so dass der Pfeil stecken blieb und das Thier mit Heulen und Wimmern in den Wald eilte’. Kort daarna vernam hij dat een knecht met een schotwonde in de rechterheup te bed lag. Hij ontlokte hem een bekentenis en kort daarna overleed de knecht.

De dood waart overal rond
Tijdens de middeleeuwen waren steden vaak het slachtoffer van rampen. Huisjes in hout of leem met strooien dak lagen aan de basis van verwoestende stadsbranden. Natuurrampen, brandschatting en inkwartiering van vreemde troepen, hongersnood en epidemies konden maakten dat de stad plots verwoest of geplunderd werd. Dood en vernieling waren alomtegenwoordig in de middeleeuwse maatschappij, en waren onverklaarbaar voor de tijdsgenoten, die er de hand ‘van hogerop’ in zagen. Enkele van de vroegste voorbeelden:
- juli 1298: inname, plundering en brandstichting door troepen van Jan van Avesnes, in zijn strijd tegen Gwijde van Dampierre, met schade aan de Sint-Hermeskerk.
- 14 augustus 1317: een zware aardbeving met uitlopers in Namen, Henegouwen, Artois en Vlaanderen. Ook Ronse wordt getroffen: 37 gebouwen storten in en 94 inwoners raken bedolven onder het puin.
- 19 maart 1382: de Gentenaars plunderen Ronse tijdens hun opstand tegen Lodewijk van Male.

De galgen langsheen het traject verwezen rechtstreeks naar misdaad en dood. Ze werden op de grens van de stad geplaatst, als afschrikking voor wie het grondgebied betrad. Net die grensligging maakt dat er in de 17de-18de eeuw een aantal in de bossen langs het Fiertelparcours stonden:
- het kruispunt Kruisstraat-Zandstraat-Ommegangstraat was een galgenveld: op de noordwestelijke hoek stond de galg van Zulzeke, op de noordoostelijke die van Nukerke en in het zuidoosten die van Ronse.
- Ellezelles, naast de grensboom op Tombelle,
- Saint-Sauveur, in de Sint-Sauveurstraat,
- Kwaremont, vlakbij de Sint-Amandseik en de Kraai

Er was ook een meer abstracte verwijzing naar de dood: sedert 1836 werden opgravingen en prospecties gedaan aan de noordelijke en oostelijke rand van de stad, in het Bois Joly (Hogerlucht, Ronse), het Muziekbos, Koekamer (Ellezelles), Vertes Feuilles (Saint-Sauveur) en De Klomp bij de Hootondberg (Zulzeke). Daarbij werden talrijke tumuli of grafheuvels teruggevonden: in het Muziekbos alleen een 17-tal. Het toponiem Tombelle bevindt zich in de onmiddellijke nabijheid van een grafheuvel. Die aloude begraafplaatsen zijn oorden, die onbewust in het collectief geheugen geassocieerd blijven met spoken en geesten allerhande.

De stadsgrenzen: het ‘onveranderlijke’ traject
Ronse wordt grotendeels begrensd door drie (voor)romeinse wegen: de as Zandstraat – Ommegangstraat, de as Kanarieberg – Schoonboeke – Crimont – Tombelle en de as Paillaertstraat-Karnemelkbeekstraat. Deze wegen omarmen het grondgebied van de stad in een pi-vorm. De Sint-Martensbeek of de ‘rieu Saint-Martin’, vormt de zuidergrens. De ommegang sluit zo dicht mogelijk bij de beek aan.
Toch hebben zich enkele wijzigingen in het Fiertelparcours voorgedaan, waardoor de ommegang vroeger korter was dan de huidige 32,6 km.
- De Oudestraat vormde het oorspronkelijk tracé bij het vertrekken en het terugkeren van de ommegang. Deze toestand was nog zo op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van graaf Ferraris (1777). Later ontstond het tracé van de huidige Kruisstraat, dat tot op vandaag door de ommegang gevolgd wordt.
- Het Muziekbos en het ontstaan van de parochie Louise-Marie als grensoverschrijdende parochie. De kerk O.L.V. van La Salette werd ingewijd in 1853 en werd gebouwd onder impuls van Van Hoobroeck de Mooreghem en Platteau, die de grond schonken, en E. H. Glorieux, die er de kerk liet optrekken. Voordien nam de Fiertel een kortere weg naar de beuk in het Muziekbos. ‘In plaets van op Schoonboeke stil te staen, wordt de Fiertel stoetsgewijs in de kerk van Sint Louisa-Maria gedragen’, zoals in 1860 blijkt.
- Het Sint-Hermeshof of de ‘cense de Wadimont’. In 1494 vernemen we: ‘up ’t goet van Wadimont toebehoordende der vors(eide) kercke, ghemeenelic gheheeten S(int) Hermes goet’. Verdere ontstaansgegevens zijn niet bekend. Deze hoeve was gelegen op het grondgebied van Russeignies en was allodiaal bezit of vrijgoed van het kapittel van Sint-Hermes. Het was het rustpunt voor de bedevaarders, die er het middagmaal nuttigden. Het tracé liep vanaf de huidige Doorniksesteenweg, langs Paillartcamp, langsheen de hoeve van Wadimont en rechtdoor de Karnemelkbeekstraat. In 1797 werden alle kapittels in de vroegere Zuidelijke Nederlanden afgeschaft. Het vrijgoed van Wadimont werd onteigend en verkocht. De ommegang week sindsdien uit naar Russeignies en de Sint-Amanduskerk aldaar.
- De Kraai bevindt zich op de noordwestelijke uithoek van het parcours. In 1625-1630 wordt vermeld dat ‘de ommeganck ende processie van St.-Hermes tot Ronsse eertyts jaerlyckx hadde ghepasseert al deselve questieuse straete (van de Pontstraat naar de Laemontstraat) tot dat denselven ommeganck vercurt wiert ende ginck lancxt de Craye’. Daar stond de Sint-Amandseik die in 1634 omgehakt werd. Deze ingekorte versie, waarbij de Berchemsesteenweg gekruist werd ter hoogte van de Zandstraat, werd gevolgd tot 1924, wanneer het Provinciaal Instituut Heynsdaele in gebruik genomen werd. Toen werd de weg die het ganse domein doorkruiste, in een rechte hoek afgesneden, zodat de deelnemers een 200 meter boven de Zandstraat op de steenweg uitkwamen. Aan beide uiteinden van het geschrapte stuk bevindt zich een ijzeren poort.
(vervolgt)

AANVULLING HISTORIEK



We ontvingen volgende interessante aanvulling bij de eerder gepubliceerde geschiedenis van de Fiertelommegang:


Het is pas vanaf 1976 (ter gelegenheid van de driehonderdjarige viering van de Kapel Lorette) dat het Lorette-comité er in slaagde om van het Fiertelcomité en de stad- en kerkbesturen te verkrijgen dat de Fiertelommegang afweek van zijn eeuwenoude weg en voortaan ook de kapel bezocht ter verering. Zodoende werd het parcours van de Fiertel met 80 meter verlengd en won de kapel van O.L.V. aan terechte uitstraling.

  | Afdrukken |Zoeken |SiteMap | Mail ons





Laatste wijzigingen: 13/06/13 @ 21:50 CET | 7 msec
© Copyright 2003-2024 Parochie-ronse.be
Powered by SiteEdit © 2002-2024